vrijdag 12 maart 2010

Spreeuw



 Met een klap vliegt hij tegen het raam in de keukendeur. Het komt hard aan en urenlang, zo lijkt het tenminste, ligt hij op zijn rug naar adem te happen. Traag begeeft hij zich na een minuut of tien naar een tak in de boom. In elkaar gedoken, met half gesloten oogjes en doodstil zit hij daar te zitten. Merels fladderden af en aan, een nieuwe meneer Koolmees is druk met de inspectie van zijn net gehuurde onderkomen, een roodborst bekijkt hem zorgelijk vanaf een hogere tak. Tot hem dringt dat allemaal niet door. Hoewel hij zich realiseert dat hij vanuit zijn meer-dood-dan-levend-houding toch maar mooi de boom heeft bereikt, twijfelt hij er hevig aan of hij nog leeft. Als hij zijn ogen voorzichtig opent, ziet hij de wereld tollen. Ergens in zijn achterhoofd vindt hij het wel een wonder dat het hem lukt op de tak in evenwicht te blijven. Een vaag besef dat het begint te schemeren alarmeert hem. "Wacht eens even", murmelt hij tegen zichzelf. "Ik kan het verdorie niet zomaar nacht laten worden. Ik moet door! Ik leef!" Behoedzaam spert hij eerst zijn ene, dan zijn andere oogje wijd open. Schudt wat met de vleugels. Draait met zijn zere kop. God, hij voelt zich méér dan doodmoe, maar het lukt allemaal. Nog even blijft hij zitten – het voelt wel veilig, hier in die boom. Dan een diepe zucht – "oké, let's go", moedigt hij zichzelf aan. En hij pakt de draad weer op.

Geen opmerkingen: