zondag 27 december 2009

Merel



"Hoi, met Merel", zei Merel Roze. "Hé, hoi", zei ik. "Hoe kom je aan mijn nummer?" Dat bleek een lang verhaal vol toevalligheden te zijn. Maar zolang ik Merel maar kon laten praten, was het oké. Het lukte mij namelijk nauwelijks om iets te zeggen. Mijn mond wilde geen woorden vormen. De klanken die ik voortbracht, waren weinig samenhangend. De telefoonverbinding was ook niet heel goed, omdat ik in Griekenland was. Ik wist niet zeker of ik de mensen kende met wie ik daar was. Laat staan dat ik wist in welk verband ik me daar met hen bevond. Of wat ik er überhaupt deed. Dus al kon ik niet goed praten, en al kende ik Merel Roze alleen van haar blog en haar boeken: ik stond toch even met een wereld in contact die me bekender voorkwam dan de omgeving waarin ik op dat moment was. Een omgeving waar de zee, bijvoorbeeld, die zoëven nog lieflijk blauw aan 't kabbelen was, plotseling een gevaarlijke draaikolk geworden was. Waar een groot vuur was waar een man met woeste lange haren en een baard zich twee, drie keer vanaf de zolder van een huis in liet vallen. Schreeuwend van pijn hief hij daarna zijn verbrandde rechterarm. Waar langs de smalle bergwegen de vijanden naderden waarvoor wij halsoverkop moesten vluchten. Wat we deden met een auto waarin we vanwege de grotendeels door de oorlog vernielde wegen telkens dreigden te verongelukken. Enzovoort. Hoe vreemd dus ook, in die omstandigheden was het werkelijk de meest normale zaak van de wereld dat Merel Roze mij belde.

Geen opmerkingen: