donderdag 17 december 2009

Koffie



Het kan best zijn dat ik pietluttig ben. Overgevoelig op dit punt. Of dat ik gewoon slecht tegen onrechtvaardigheid kan. Ik weet het niet precies. In elk geval maakt het me erg iebelig als ik hoor dat er gepraat wordt over mensen met ziektes of psychische aandoeningen op een manier alsof het over rare, luie lapzwansen gaat.
Vanochtend bij de koffieautomaat. Een collega heeft een nieuwe baan. "Ik ga werken voor het psychologenteam”, vertelt hij aan een andere collega. “En hoe is de koffie daar?” vraagt die andere collega. “Die drink ik uit een thermoskan, in de auto”, is het antwoord. “Huh? Ben je dan de hele dag op pad ofzo?” “Klopt”, zegt de collega met de nieuwe baan. “En iedereen waar ik langs ga en die kan staan, moet gewoon aan het werk, geen gezeur.” De andere collega werpt een blik op mij. Hij weet dat mijn ziekteverzuim niet werd veroorzaakt door zomaar een griepje. Maar hé, hij staat hier wel stoere praat uit te wisselen met een collega – potverdorie, hoe moet hij nou zijn gezicht redden tegenover mij en tegenover de collega? En verdomme, waarom moet hij juist nu, terwijl ik gewoon geduldig blijf wachten, maar liefst vier bekertjes koffie tappen? Ik heb sterk de indruk dat ik een lichte mate van paniek in zijn ogen zie. "Dus - eh", zegt hij, "iemand met pijn aan zijn elleboog, die – uh, die kan staan, die moet gewoon werken?" Hoopvol kijkt hij mij aan: zo goed? Ik glimlach vriendelijk en steek mijn beker naar voren. "Klaar?" vraag ik alleen maar.

Geen opmerkingen: