dinsdag 13 oktober 2009

Auw



“Volgens mij heb ik een hersenschudding”, mailt C. “Ik heb koppijn en ben al drie dagen misselijk. Te hard mijn hoofd gestoten.” Direct voel ik weer hoe bijna 30 jaar geleden de hamer op mijn hoofd neerkwam. Een rare harde klap was dat, onwerkelijk haast, alsof het niet mijn hoofd was dat geraakt werd. Ik was 12 en hing rond bij broer 2 op zijn kamer. Hij wilde iets in de muur slaan, maar sloeg op mijn hoofd. Auw. Verdwaasd stommel ik naar beneden. “Ik geloof dat broer 2 op mijn hoofd heeft geslagen”, meld ik mijn ouders. Het volgende dat ik me herinner is dat mijn moeder met de dokter aan de telefoon zit, tegen wie ze zegt dat ik kort buiten bewustzijn ben geweest. Huh? Daar weet ik niets van. Ik weet alleen dat ik pijn in mijn hoofd heb en me beroerd voel. Dat mijn ogen ieder een andere kant op lijken te kijken. En dat ik voor de allereerste keer in mijn leven een proefwerkweek heb en ernstig begin te vrezen dat ik die wel kan vergeten. Elk ander kind zou daar vermoedelijk blij om zijn maar ik ben bang dat mijn afwezigheid tot allerlei straffen zal leiden. Ondertussen scheldt mijn vader broer 2 de huid vol. “Hufter! Je moet met je tengels van mijn gereedschap afblijven!” Broer 2 reageert nauwelijks, zoals altijd. Hooguit kijkt hij een beetje sip. “Klootzak! Ben je verdomme helemaal besodemieterd! Wat denk je godverdomme wel om een gat in de muur te slaan!!” Tot vreugde van broer 1 moet ik vervolgens het veld ruimen. Strikte orders van de huisarts: geen tv kijken, niet lezen, gedurende een week opbergen in een donkere kamer. “Oei, dat klinkt niet goed”, stuur ik een mail terug aan C. “Doe je een beetje rustig aan?” Onwillekeurig betast ik mijn hoofd. Geen buil, geen pijnlijke plek. Ik ben gewoon verbaasd.

Geen opmerkingen: