vrijdag 31 juli 2009

J.


De poster die J. me gaf bij het afscheid moet van mijn muur af. Al die keren dat ik bij haar kwam, staarde ik er naar, zocht ik tussen de kleuren naar woorden, probeerde ik in de lijnen en vormen mijn gevoel te ontdekken. Wie weet hoeveel cliƫnten precies hetzelfde deden. Al die tijd was ik ervan overtuigd dat J. verstond wat ik zei - dat idee alleen al was zo'n troost en zo'n steun. En als ik er toch even aan twijfelde, dan keek ik naar de poster en zag ik dat het er in stevige zwarte letters op stond. Later heb ik me vaak afgevraagd of de doorverwijzing die J. aan de ggz stuurde wel over mij ging. En nog begrijp ik het niet. Blijkbaar zag J. al die tijd iemand anders dan ik dacht dat ik was. En terwijl ik dacht dat we dezelfde taal spraken, heeft J. niet met mij gesproken over wat ik dacht dat zij met me besprak. Dus de poster moet weg, ik wil hem niet meer, het is niet meer de poster die ik al die tijd dacht te zien. Liefst ruk ik hem met grof geweld van de muur. Maar het is niet mijn bezit, realiseer ik me. J. gaf hem niet aan mij, zij zag een andere vrouw aan wie ze de poster overhandigde. Als ik hem heb losgepeuterd, verwacht ik op de muur de antwoorden te vinden op alle vragen die ik nog aan J. zou willen stellen. Maar op de muur blijkt niets te staan, hij is kaal en leeg. Kaal en leeg, zoals het beeld dat ik van mezelf heb sinds ik niet meer weet wie ik was en welke taal ik sprak, al die jaren bij J.

Geen opmerkingen: