zondag 24 mei 2009

Giftig (2)


We moeten tanken voordat we naar broer 2 gaan. Gelukkig rijdt K. - kan zij het mooi doen. Ik heb grote moeite met tanken dus ik vermijd het zoveel mogelijk. Je zou gaan denken dat het een tankfobie is. Nou, zover gaat het net niet. Ik heb wel de pech gehad dat ik een keer de tankdop met geen mogelijkheid loskreeg en ik me een hopeloos dom blondje waande die hulp moest vragen aan de aardige meneer achter de kassa. En twee keer - of misschien was het maar één keer, en het voelt alsof het altijd zo is - had ik toevallig met een kapotte pomp te maken, waardoor de teller maar doortikte zonder dat er een druppel in mijn auto kwam en ik verschillende rampscenario's voor me zag. De minst erge was dat ik een enorme bezinedampvergiftiging zou oplopen. Die vergiftiging, die natuurlijk bij het tanken voortdurend op de loer ligt door morsen op je handen, dat is mijn grootste angst bij het tanken. Als kind was ik erg bang voor vergiftiging. Dat kwam door de strijd die mijn moeder voerde tegen mijn geduim. Mijn duim en ik waren onafscheidelijk. Eerst werd het met zachte hand aangepakt - ik herinner me pleisters en verband, maar ook het dreigement tijdens een vakantie dat kinderen in Frankrijk die ouder zijn dan 4 jaar en nog duimen, in de gevangenis worden gegooid. Het weerhield me er niet van, al ging ik sindsdien wel wat stiekemer te werk. En dan waren er nog de verschillende smeerseltjes die me zouden vergiftigen als ik toch duimde, zo vertelde mijn moeder mij. Het hielp steeds wel even, maar zonder mijn duim in mijn mond was ik toch een stuk minder gelukkig en los van kortstondig een vieze smaak, gebeurde er verder niets. Op een dag had P. nagellak op mijn nagels gedaan. Ik durfde er niet mee naar huis, bang dat mijn moeder er boos over zou zijn. Met een stinkend goedje had P. het binnen de kortste keren weer eraf gehaald. "Wel opletten hoor", waarschuwde ze, "even niet met je vingers in je mond komen." Het lukte me een paar uur om dat advies ter harte te nemen. Maar 's avonds in bed ging het toch mis. Zonder duim geen slaap. Tranen met tuiten. Ik wist het zeker: ik ging nu dood. Ik heb geen idee hoe lang ik al huilde toen broer 1 mijn kamer in kwam. Waarom ik zo lag te janken. Volgens hem was er niets aan de hand, want dan zou ik al dood zijn geweest. "Dus kop dicht nu." Het was één van zijn meest vriendelijke momenten.

Geen opmerkingen: