vrijdag 5 december 2008

Kindervriend


Op een dag begonnen er spullen van mijn bureau te verdwijnen. Eerst kleine dingetjes. Een gum. Een geodriehoek. Dat was niet eens heel raar. Er was weinig veilig bij ons thuis. In zekere zin stel je je daarop in. Desnoods wilde ik ook wel aannemen dat ik zelf mijn spullen had kwijtgemaakt. Al wist ik dat het niet zo was. Nadat alleen kleine dingen verdwenen waren, begonnen grotere zaken in het niets op te lossen. Een etui. Mijn doos met waterverf. Een kladblok. Er kwamen ruzies van met broer 1 en aanvaringen met broer 2. Zij ontkenden er iets mee te maken te hebben. Ik keerde mijn hele bureau ondersteboven. Doorzocht elke mogelijke plek op mijn kamer. Haalde kasten en laden leeg. Zonder resultaat. En nog steeds raakten dingen zoek. Een pak viltstiften. Mijn schetsboek. Steeds leger werd mijn bureau. Steeds achterdochtiger werd ik. Er moest iemand zijn die mijn bureau leegroofde. Iedereen ontkende. Op Sinterklaasavond kwam de aap uit de mouw. Een heel groot pak bleek voor mij te zijn. Nadat ik de lange stukken plakband en vellen kadopapier eraf gepeld had, vond ik al mijn verloren gewaande eigendommen terug. Keurig verzameld in een door mijn vader getimmerd object dat doorging voor opbergmeubel. Mijn vader, bleek uit het gedicht, had de grootste lol gehad over mijn woede en verbijstering bij het zoekraken van mijn bezittingen. Nog grappiger vond hij het toen het gevaarte, na het ophangen op mijn kamer, losschoot en op mijn hoofd terecht kwam. Tja. Ieder zijn idee over een vrolijk kinderfeest.

Geen opmerkingen: