vrijdag 7 november 2008

Hoofdpijn


Een bijl klieft mijn schedel in tweeën. Een hamer slaat hard op het plekje tussen mijn neus en mijn voorhoofd, tussen mijn ogen. Hoofdpijn en ik, we zijn een onafscheidelijk duo. Dat wil zeggen, hoofdpijn is graag bij mij, maar ik zie hem liever gaan dan komen. Hoofdpijn kwam me voor het eerst gezelschap houden toen ik op reis ging naar Zweden. Ik was een jaar of twintig en ging op bezoek bij iemand die ik als penvriendin had leren kennen. Het mooiste aan het tripje vond ik dat ik ging interrailen. Het leek of iedereen dat al had gedaan, en dit was dan mijn kans. Misschien was het door de opwinding daarover dat ik in de verkeerde trein stapte. Waar ik achterkwam toen de trein Nederland al bijna uit was. Op één of andere manier had ik het voor elkaar gekregen om in de trein naar Zwitserland terecht te komen. Arnhem was de laatste stop voor de grens en daar stond ik dan, op een donker, verlaten station, met mijn rugzak en mijn interrailticket. Na een slapeloze nacht ging ik de volgende avond in de herkansing. Nu zat ik wel goed. Ik deelde een coupé met een vriendelijke man. Aangezien ik niet de gewoonte heb om vriendelijke, maar vreemde mannen te vertrouwen, beleefde ik een tweede slapeloze nacht. En terwijl ik in Kopenhagen op de trein naar Stockholm wachtte, rolde de hoofdpijn in volle vaart naar binnen. Verdoofd door de pijn en met nog nauwelijks open te houden ogen, arriveerde ik in Zweden. Hieraan terugdenkend word ik onderweg naar werk met mijn fiets de stoep op geduwd door een voorbij vliegende ambulance. Het gillende geluid van de sirenes snijdt door me heen - behalve mijn hoofd doen nu ook mijn oren pijn. In een reflex knijp ik mijn ogen zo stijf dicht dat ze ervan tranen. Wat een goed begin van een nieuwe dag.

Geen opmerkingen: