maandag 10 november 2008

Egel


Ineens worden mijn voeten van de stoep gerukt en vlieg ik door de lucht. Bijna dan. Het is niet de wind die me oppakt en wegblaast. Het is Hond die probeert om verder het veld op te stormen dan de riem toelaat. De oorzaak van deze krachtexplosie blijkt een egeltje te zijn. Mijn oma, de moeder van mijn vader, was een oude vrouw in een stoel bij het raam in het bejaardentehuis. Met enige regelmaat werden we in de auto gezet en reden we in een gespannen sfeer naar Brabant, waar het tehuis was. De lange brede gang, het zachte licht, de personeelsleden op geruisloos schoeisel en de specifieke geur vond ik als kind angstaanjagend en fascinerend tegelijk, en dat gold ook voor oma zelf. Ik heb nooit kunnen achterhalen of ze wist wie ik was, of ze wist hoe ik heette. Anders dan bij grootmoeder, mijn moeders moeder, werden wij kinderen niet geacht in de buurt van oma te komen. "Ze kan niet tegen kinderen", zeiden mijn ouders. Hetzelfde als wat mijn moeder over mijn vader zei: "Hij kan niet tegen kinderen." Ik zocht daarom in oma's flat het allerdonkerste hoekje op bij een ingebouwde kast, waar bovendien het enige speelgoed lag dat oma had: een pop met het kopje van een egel en, bij wijze van stekels, hard borstelhaar. Zijn kleertjes waren een overhemd, een jasje en een broek. Geen schoenen. Niets was er leuk aan deze pop. De armen, de benen, het kopje - ze konden niet bewegen, de kleertjes konden niet worden uitgedaan en hij kon zelfs niet eens staan. Het puntige egelkoppie verstoorde de balans. Een alternatief om de tijd bij oma uit te zitten was er niet. Buiten spelen op het enorme gazon rondom de flat, rolschaatsen in de daarvoor bij uitstek geschikte gangen, de geheime laatjes in oma's secretaire ontdekken: allemaal verboden. Evenals meedoen met de bezigheden van mijn broers, daar waren zij niet van gediend. Het egeltje van Hond heeft zich razendsnel opgerold. Hond vindt dit maar een merkwaardige ontwikkeling. Verbijsterd kijkt ze me aan. Zo was er nog een grappig speelkameraadje, en zo ligt er een vervelend stekelig balletje bij haar pootjes. "Tja Hond", zeg ik, "zo gaan die dingen. Zo heb je iets, en zo heb je niets." Samen staren we nog even naar het beestje. Dan laten we ons door de wind naar huis duwen.

Geen opmerkingen: