zondag 22 augustus 2010

Anders


Toen J. in het allereerste begin vaststelde dat ik borderlinekenmerken vertoonde, kon ik dat maar moeilijk accepteren, veegde ik het kwaad van tafel en wilde er daarna niet meer aan denken. Maar toen ik vervolgens steeds weer terugviel, steeds weer vastliep, steeds weer het spoor bijster was, me maar leeg bleef voelen, en ik me wanhopig afvroeg wat er in vredesnaam met me aan de hand was, wees J. me er nooit op dat dát nou juist die borderlinekenmerken van mij zijn. In plaats daarvan passeerden diverse nieuwe diagnoses de revue: chronische depressiviteit, syndroom van Asperger, angststoornis, wie weet zelfs wel schizofreen. Tussendoor liet J. me weten dat ik "altijd wel een beetje haar kind zou blijven". Mocht ik bij haar op schoot zitten. Stuurde ze me persoonlijke e-mails. Maar vertelde ze me ook dat ze haar echtgenoot de deur uitgezet had toen hij depressief werd en bleef: "Daar kon ik niet mee omgaan." Raakte ze geërgerd toen ik eens erg moest huilen: "Hou daar nou eens mee op." En na mijn verbaasde reactie daarop verklaarde ze: "Misschien kan ik er wel niet tegen als je zo huilt." Tijdens één van de laatste twee haastig afgeraffelde gesprekken voor haar vertrek naar elders zei ze: "Asperger? O nee, daar ben ik allang weer vanaf." En: "Chronische depressie? Ik dacht dat je altijd wel had begrepen dat er meer aan de hand was." Wat dat meer was, ontdekte ik toen ik haar doorverwijzing over mij aan de ggz las.
Een psychotherapeut schreef in de Volkskrant van vrijdag jl. dat hij de tv-serie In Therapie helemaal niet waarheidsgetrouw vindt. Onprofessioneel, noemt hij het. En: "De echte psychotherapiewereld ziet er gelukkig anders uit."
Yeah, right. Ik wou dat ik het met hem eens kon zijn.

Geen opmerkingen: