zondag 11 juli 2010

Grasmaaien


Buren, leerde ik al jong, daarmee ga je om zoals je ook met familie, collega's en vrienden omgaat: als je over hen praat, is dat op hatelijke toon, als je hen ziet gedraag je je alsof je hen op handen draagt en als het je zo uitkomt profiteer je er zoveel mogelijk van. Vandaar dat de buurvrouw van mijn ouders altijd op ons huis paste als wij met vakantie waren. Wat inhield dat ze de post van de mat raapte, de planten water gaf en zonodig de tuin besproeide. Vooraf gaf dat veel spanning bij mijn ouders, want "voor hun goede fatsoen" vonden ze dat ze haar op de koffie moesten uitnodigen om de zaken te regelen. Bij thuiskomst volgde volgens de standaardprocedure een scheldkanonnade van mijn vader voordat ze nogmaals koffie kwam drinken. Ik heb weleens zin gehad om de buurvrouw te verklappen hoe het bij ons thuis werkelijk ging.
Tijdens onze zomervakanties groeide het gras in de tuin altijd flink. Daaraan deed de buurvrouw niets. Een keer bleek bij thuiskomst het gras wel gemaaid. Niet in lange, rechte banen, zoals dat moest van mijn vader. Geen wonder dus dat mijn vader ontplofte van woede. Hij wist zeker dat dit het werk was van R., de zoon van de buurvrouw: "De ploert, de klootzak, hij moet met zijn poten van mijn gazon afblijven!" R. verbleef toen al enkele jaren in een psychiatrisch ziekenhuis. Schizofreen, zeiden mijn ouders. Zwaar depressief, denk ik nu. Net als zijn zus die zelfmoord pleegde, en zijn vader die zich als een kluizenaar terugtrok in een flatje. Mij verheugde het te horen dat R. zich om ons gras had bekommerd. Meestal als hij bij zijn moeder was, zat hij maar wat voor zich uit te staren. Ik rekende erop dat van hem op een dag ook een rouwkaart in de bus zou liggen. Dat leek me nu een heel stuk minder waarschijnlijk.

Geen opmerkingen: