maandag 11 januari 2010

Dader



Het paard bokt als een gek, en ik smeek mijn moeder of ze asjeblieft de teugels wil vastpakken zodat ik veilig van zijn rug kan af klimmen. Daarna dwaal ik door de stallen. Die zijn laag en donker en ik wil eruit, naar buiten, het erf op. Daarvoor moet ik dicht langs de gestalde paarden lopen en dat durf ik niet. Sowieso klopt het hart me al in de keel, want steeds weer lopen mensen voorbij met paarden, of draaft zo’n beest zomaar langs me heen, en in verschillende hoeken staan groepjes minipaarden. Die zijn zo klein als katten, maar evengoed ben ik bang. Er zijn verscheidene zitjes ingericht waar mensen aan houten tafels, naast knappende houtvuurtjes, lekker aan ’t eten zijn. Ik hoor nergens bij. Na lang ronddolen, weet ik naar buiten te glippen. Opgelucht haal ik adem. Net probeer ik te bedenken hoe ik weg kan komen bij de manege om nooit meer terug te keren, als een kind op een pony in razende galop langs me heen stuift. Ze wordt gevolgd door vijf, tien, vijftien andere paarden en pony’s die allemaal met berijder en al op hol zijn geslagen. Het duurt maar kort, maar de ravage is enorm. Minstens drie paarden liggen op hun rug met de benen in de lucht. Ik denk dat die niet meer leven. "Dat is niet goed, dat is helemaal niet goed", analyseert iemand die bij mij is maar die ik niet zie. Mijn niet-zichtbare metgezel ziet voordat ik het zie dat onder één van die drie paarden een ruiter ligt: “Die is dood”, zegt hij. Het is afschuwelijk, ik voel me schuldig, en ik weet dat het nergens voor nodig is om me schuldig te voelen aangezien ik nergens schuld aan heb – ook zonder mijn aanwezigheid zou dit zijn gebeurd.

Als ik wakker word is het allereerste dat ik bedenk dat ik geen dader ben. Al wilde de coach me dat graag aanpraten.

Geen opmerkingen: