zaterdag 25 oktober 2008

Tring


Eindelijk heb ik de moed gevonden om de psychiater te bellen. Het zijn ongetwijfeld beste mensen, psychiaters, alleen zou ik willen dat ik er geen nodig had. Onder de indruk van deze grote daad klapt mijn plagerige oor direct weer dicht. Het komt de psychiater niet goed uit dat ik bel. Ze zit bij de kapper, "dat praat niet zo prettig", vindt ze. De andere kappersklanten denken daar vast anders over. Smullen, de gesprekken van een psychiater afluisteren. Laatst ging telkens mijn telefoon. Elke keer als ik opnam, hoe snel ik ook was, hoorde ik alleen maar wat drukte aan de andere kant van de lijn. Alsof er werd gebeld vanuit een ruimte waar allerlei mensen zaten te praten. Een callcentre dus. Ooit zat ik in een re-integratietraject. De baas die ik toen had, had mijn baan opgeheven. Wekenlang werd ik bezig gehouden met allerlei opdrachten. Daarna hoorde ik wekenlang niets. Tot er een brief in de bus viel met een geweldig aanbod: een baan als callcentremedewerker. In Valkenswaard. Genereus biedt de werkgever vervoer naar en van de werkplek aan als secundaire arbeidsvoorwaarde. 148 km heen, 148 km terug. Toch sla ik het aanbod maar af.
Na meerdere mislukkingen heb ik eindelijk iemand aan de lijn. "Proberen jullie de hele tijd al te bellen?" vraag ik snibbig. Ik geef toe, ik ben wat geïrriteerd geraakt door al die loze telefoontjes. De medewerker van het callcentre reageert een beetje bedremmeld. "Euh, nee, mevrouw", denkt hij. Maar of ik even tijd heb? "Dat ligt eraan", zeg ik, "je wilt me zeker iets verkopen?" Om welk product het gaat, heb ik niet eens gehoord. Ik merk dat de jongen opveert achter zijn computer. "Nee mevrouw!" roept hij enthousiast. "Ik wil juist iets weg geven!" Toch wil ik het niet. "Maar mevrouw, waarom dan? Het is toch leuk om iets te krijgen?" Ik blijf bij mijn afwijzing. "Dan wens ik u nog een fijne dag, mevrouw", leest mijn nieuwe vriend voor van zijn scherm. Een klik, weg is hij.

Geen opmerkingen: